[BF34]
W.G. van Focquenbroch: Alle de werken, eerste deel.
Amsterdam: Weduwe Gysbert de Groot, 1709.


GRAVURE Titelpagina

Titelpagina, *2r:

ALLE DE | WERKEN | VAN | W.V. FOCQUENBROCH. | EERSTE DEEL. | Verzamelt en Uitgegeven | Door | ABRAHAM BOGAERT. | De tweede Druk. | [vignet] | t'AMSTELDAM, | [───] | By de Wed. van Gysbert de Groot, op den Nieuwen- | dyk, in de groote Bybel, 1709.||

Gegraveerde titelpagina:

W:VAN.FOCQVENBROCH.MED.DOCT. | FVMVS GLORIA MVNDI. | ALLE DE | WERKEN | VAN W:VAN FOQVEN- | BROCH. | 'T AMSTELDAM | By de Wed:van Gysbert de Groot op den Nieuwendyk. 1709. ||
[I. Goeree Del: I. Baptist Schulp.]

Opbouwformule:

8o: *8, A-Z8, Aa-Ii8, Kk4.
[$5 (-*1, -*2, -Kk4)]
± B4 gesigneerd als B

Paginering:

268 bladen, gepagineerd= [16], 1-206, 207-212, 213-332, 333-344, 345-432, 433-434, 435-518, [2].

± 54 gepagineerd als 45
301 " " 101
± 323 " " 223
345 " " 245
467 " " 167

Posities van de katernsignaturen:

*3 volmaakt *4 onderhevig is *5 zyn.^
A zo trots A2 krytberg A3 schier buiten
A4 ordinary vloek A5 lief of leet B Porphyrion
B2 Haarlemse Courant B3 Watergod B4 God van't
B5 drommel C voorzeker C2 hun Bagagie
C3 ontgelden C4 groote Heeren C5 Abelcaro
D deed ontwaken D2 eisch^ D3 een vaard
D4 met zyn^ D5 zyn Matres E in volle
E2 buldren E3 uyen, of E4 te zien
E5 schip F juist by F2 Batavium.
F3 dan tien F4 van waardy F5 Achaat alleen
G fiere G2 daar breekt G3 de klucht
G4 twee, G5 spikspeldes H volle vree
H2 die buienmaker H3 kwam H4 smaad,
H5 vergund: I schoorsteen I2 beleggen zou
I3 Koningin I4 rechter zy I5 haar
K aan onze K2 hals op K3 dikke bast
K4 brand, K5 wierd gelooft L wonder
L2 drempelplaat L3 maarlyn L4 lang in een
L5 zyn bed M van Priaam M2 vast getuigen,
M3 pas zo veel M4 en hoven M5 veel portuur
N groote N2 moeder lief N3 van dien
N4 met verlof N5 eige moêr O , de
O3 ziet) heel O4 haar dommelend P zo nors
P2 en wazem P3 acht my P4 wel als
P5 ontzint, en Q vleesch Q2 zotheid
Q3 hoe men Q4 myn taart Q5 wyzer luid,
R droeg R2 starren met R3 maan, het
R5 Duits, als S bloeyend veld S3 streeke
S4 dievery. S5 waardste woonplaats T goeder trou
T2 van Nere T5 wat in't V lekkerny
V2 heen en weer V3 op het V4 verdorde
V5 bonzen X heeft gezien X2 kwam
X3 vyand X4 zyn vonken X5 to tot uw
Y haar Y3 ^kwanzuis, Y4 dan niet
Y5 VALERIUS Z juweelen Z2 van leven
Z3 op stelten Z4 JORISVAAR Z5 Hoe! ben
Aa zyn rol Aa2 met u mee Aa3 met de winden
Aa4 die door^zeker Aa5 hem bewaren Bb ontstolen
Bb2 hy ons kwam Bb4 FERDINAND Bb5 om tot het
Cc malkaâr de Cc2 in zotten Cc3 schier ieders
Cc5 huwlyk waar Dd myn zot Dd2 hem in uw
Dd3 wat eerbied Dd4 is't dat u die Dd5 my dus bedrogen
Ee2 de vreugde Ee3 niet; maar Ee4 geen man
Ee5 eens hoorde Ff dat ik Ff2 my gelyk
Ff3 schaamte Ff4 maar hem Ff5 dat, ontwetend
Gg gedeelt Gg2 godheid Gg3 offervier,
Gg4 obtineeren Gg5 ons meenig Hh ^of kouzyn
Hh2 ^te leggen Hh3 vleugels kreeg Hh4 en gewis
Hh5 ^vergeeten Ii doen Ii2 met malkaar
Ii3 duivels haten Ii4 veel kwaats Ii5 op uw
Kk ongebondenheid Kk2 alleenig nader  

Inhoud:

Gecollationeerd a.d.h.v. exemplaar 1.

*1r
[gegraveerde titelpagina]
*1v
[blanco]
*2r
[titelpagina]
*3v
[blanco]
*3r
DEN HEERE SIMON SCHYNVOET, Beminnaar aller Kunsten en Wetenschappen. [ondertekend met "A. BOGAERT"]
+ MIshaage u niet, dat ik een Poezy,
*4r
DE UITGEVER AAN DEN LEZER.
+ ONder de Nederlandsche Dichteren,
*5v
De Geest VAN FOCQUENBROCH, Ziende zyne Werken op nieuws herdrukt, vermeerdert, en verbetert. [ondertekend met "J.U."]
+ HOe! leef ik noch, of ben ik dood?
*7r
Op alle de Werken Van W.V. FOCQUENBROCH, Op nieuws vergaderd, en in een netten rang gebracht Door den Heere ABRAHAM BOGAERT. [ondertekend met "LUD. SMIDS. M.D."]
+ REed Eskulapius, o Dichters, op uw tongen,
*7v
Op alle de Werken van W.V. FOCQUENBROCH, Op nieuws vergadert, en in nette rang gebracht Door den Heere ABRAHAM BOGAERT. [ondertekend met "T. ASSELYN."]
+ WIe is hy, die dus draaft met blyde toonen,
*8r
Op alle de WERKEN van W.V. FOCQUENBROCH. [Sonnet ondertekend met "A. V. HALMAAL. Ab: Zoon."]
+ ZO praalt de Dichtkunst noch door FOCQUENBROCH geschreven.
*8v
INHOUD Der GEDICHTEN, In het Eerste Deel begreepen.
A1r
W.V. FOCQUENBROCHS THALIA, OF GEURIGE ZANGGODIN. EERSTE DEEL.
A1r
TYPHON Of de REUZEN STRYD.
+ IK zing met Harp, noch Luit, noch Orgel,
A5v
Gezang van MERCURIUS.
TOON: La Princesse.
+ HOe Apol! is noch uw zin bedooft;
D7v
DE ENEAS VAN VIRGILIUS, IN ZYN ZONDAAGSPAK. EERSTE BOEK.
+ IK, die met harp, noch luit, noch orgel,
K1v
DE ENEAS VAN VIRGILIUS IN ZYN ZONDAAGSPAK. TWEDE BOEK.
+ ELk zweeg, en hield terstond zyn kaken,
N8r
DE HARDERSZANGEN VAN VIRGILIUS, Tegen elkander opgezongen DOOR J.U. en W.v.F.
N8r
[blanco.]
O1r
Aan den Tuingod PRIAPUS.
+ WY komen met geen varsgebakke eyerstruiven,
O2v
Aan den Heere J.U. Op zyn Harderszangen van Virgilius.
+ DE Roomsche Maro op een Duitsche toon te zingen,
O3r
TITYR. Eerste Harderszang.
+ ACh Tityr! gy legt vast gerust, en stil te droomen,
O5v
TITYR. Eerste Harderszang. Op een andere Toon.
+ O Tyter! gy legt hier gedoken,
P1r
ALEXIS. Tweede Harderszang.
+ DEn Herder Korydon verbrande vast van binnen,
P3r
ALEXIS. Tweede Harderszang. Op een andere Toon.
+ EEn harder (Korydon geheeten)
P6r
PALEMON. Derde Harderszang.
+ DAmetas, zeg my eens wiens schaapjes dryft gy voort?
Q2r
PALEMON. Derde Harderszang. Op een ander Toon.
+ DAmetas, zeg my eens wiens vee dit is;
Q3v
DAMETAS. [afwisselend met Menalcas]
+ ZA Muzen, laat ons dan beginnen
Q5v
POLLIO. Vierde Harderszang.
+ O Zanggoddessen, die met lieffelyk verlangen,
Q7v
POLLIO. Vierde Harderszang. Op een ander Toon.
+ SIciliaansche zanggoddinnen,
R1v
DAFNIS. Vyfde Harderszang.
+ O Brave Mopsus, welkers schelle herders fluit,
R4v
DAFNIS. Vyfde Harderszang. Op een andere Toon.
+ WEl, Mopsus maat, wyl dat jy op de fluit,
R5r
GEZANG.
+ DE Water, Bosch en Veldgodinnen
R6v
MENALKAS gezang.
+ DE schoone Dafnis ziet van verre
R7r
SILENUS. Seste Harderszang.
+ MYn Zanggodin, die my in rymkunst komt verlichten,
S2v
SILENUS. Seste Harderszang. Op een andere Toon.
+ THalia, 't puikje aller Musen,
S6r
MELIBEUS. Sevende Harderszang.
+ DE snege Dafnis, om den heeten dag t'ontwyken,
S8v
MELIBEUS. Zevenste Harderszang. Op een andre Toon.
+ 't WAs eens in't hartje van de zomer,
[hierin komen de volgende liederen voor:]
T1v
ZANG.
TOON: Wallis, of Kersnacht.
+ O Libetronsche Veldgoddinnen,
T1v
TEGENZANG.
TOON: Idem.
+ O Dorpers, herders, en Arkaders
T2r
ZANG.
TOON: Sarabande.
+ DE kleine Mykon, ô schoone Diane!
T2r
TEGENZANG.
TOON: Idem.
+ GY, ô Priaap, zult u moeten belyen
T2r
ZANG.
TOON: Amarant.
+ O Galathe Schoonste dochter van Nere
T2v
TEGENZANG.
TOON: Idem.
+ 'k WEnsch dat myn huit
T3r
ZANG.
TOON: Grand Boure.
+ BEmoste bronnen, gras, en kruid
T3r
TEGENZANG.
TOON: Idem.
+ HIer is men voor geen kouw vervaart,
T3v
ZANG.
TOON: Tricarville.
+ HIer bloeit boom, telg, en spruit,
T3v
TEGENZANG.
TOON: Idem.
+ VEldt, en boom, en kruid verdort,
T3v
ZANG.
TOON: La Gailjarde.
+ GOd Herkles mind den populier,
T4r
TEGENZANG.
TOON: Idem.
+ HEt bosch pocht op den esschenboom,
T4v
TOVERES. Achtste Harderszang.
+ IK ga myn herders fluit op droeve toonen stellen,
T7v
TOVERES. Achtste Harderszang. Op een ander Toon.
+ IK trek de liedjes van twee harders na te bauwen;
T8r
DAMON.
+ O morgenstar, begin te dagen,
V2r
ALFESIBEUS.
+ Za, breng my hier een emmer water,
V4r
MERIS. Negende Harderszang.
+ HOu Meris, waar naer toe? gaat dat zo naer de stad,
V6v
MERIS. Negende Harderszang. Op een andere Toon.
+ WEl Meris maat, waar jy toch heenen?
[hierin komen de volgende liederen voor:]
V7v
GEZANG.
TOON: Eersten Karileen.
+ TItyr, ei wyl dat ik heen ga rekken,
V8r
GEZANG.
TOON: O Joosje, &c.
+ O Varus, indien ons Mantua,
V8r
GEZANG.
TOON: Wel wat of Neeltje meent.
+ O Schoone Galathe, Ei, wat maakt gy in de zee?
X1r
GEZANG.
TOON: Mynen man is naer Parys.
+ DAfnis! waarom breekt ge uw kop
X2r
GALLUS. Tiende Harderszang.
+ O Arethuse, gun dat ik myn werk volende,
X4v
GALLUS. Tiende Harderszang. Op een andere Toon.
+ HElp my voor't laast, ô Arethuse!
X7r
W. V. FOCQUENBROCHS MIN IN 'T LAZARUSHUIS, BLYSPEL.
X7v
[blanco.]
X8r
OPDRACHT Aan den Heere P.H.
+ DE hedendaagsche opzichtige uytsporigheden der liefde [...]
Y1r
INHOUD.
+ EEn zeker Edelman, met naame Ferdinand,
Y2v
VERTOONERS.
Y3r
DE MIN IN 'T LAZARUSHUIS, BLYSPEL.
+ GY troep van Juffers, en van Heeren,
Ee1r
W.V. FOCQUENBROCHS VERWARDE JALOUZY, BLYSPEL.
Ee1v
VERTOONDERS.
Ee2r
DE VERWARDE JALOUZY, BLYSPEL.
+ HOe Juffrou, weigerd gy met zo veel straffigheid,
Ff7r
TYMON VAN LUCIANUS, Tooneelschwys uitgebeeld door de zamenspraak dezer navolgende Perzonen. [...]
+ O Jupiter! patroon der Goden,
Kk3v
Einde van't Eerste Deel van FOCQUENBROCHS Thalia, of Geurige Zanggodin.
Kk4r
Ter Geboorte Verjaaring van Mejuffrou JOHANNA WILMERDONKX.
[Ondertekend met "A. BOGAERT." en verder staat onder het gedicht: "Gebooren den 8 January, 1667."]
+ WAt God bezielt myn borst en aderen?

Aantal tekstregels:

38 (C1).

Gecollationeerde exemplaren:

1-
Amsterdam: UB 684 A 16
provenace: J.M. Bussij de Rabutin, A.M. Ledeboer (?)
2-
Den Haag: KB 30 F 24:1
Opm. Dit is een made-up copy. Slechts de katernen *, Bb, Ee t/m Gg, Ii en Kk zijn van deze editie.
3-
Den Haag: KB 842 B 25:1
4-
Deventer: AB 12 E 39:1
provenance: Mr. W.H. Cost Jordens.
Het B-katern is door de foutieve signatuur verkeerd gevouwen.
5-
Haarlem: SB 79 E 11
6-
Leiden: UB 708 F 8:1
7-
Leiden: UB 1251 F 23:1
Het B-katern is door de foutieve signatuur verkeerd gevouwen.
8-
Leuven: UB 5 A 30747:1
opbouw: *8(-*1, *3+*7, -*7, -*8), B-Z8, Aa-Ii8, Kk4.
9-
Leuven: BT 3303 G 9

Niet gecollationeerde exemplaren:

1N-
Ann Arbor: University of Michigan
2N-
Bloomington: Indiana University
3N-
Londen: BL 11555.c.15
4N-
Nijmegen: UB 29 C 102:1
provenance: kapelaan Th. Bremer, Arnhem.
5N-
Nijmegen: UB 39 C 269:1
6N-
Parijs: BN 8o Yi. 88
7N-
Rotterdam: OB 1353 E 48 (?)
8N-
Rotterdam: OB 1353 E 49-50 (?)
9N-
Rotterdam: OB 1384 G 5 (?)

Varianten:

a= binnenvorm B-katern:
  I B4 correct gesigneerd ex. 1, 3, 6
  II B4 gesigneerd als B ex. 4, 5, 7, 8, 9
b= binnenvorm D-katern:
  I 54 gepagineerd als 45 ex. 1, 4, 5, 7, 9
  II 54 correct gepagineerd ex. 3, 6, 8
c= binnenvorm X-katern:
  I 323 gepagineerd als 223 ex. 1
  II 323 correct gepagineerd ex. 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9

Commentaar:

Dit is een regel-voor-regel nadruk van de editie van 1696 (BF28). Er zijn enkele kleine wijzigingen in het voorwerk. Zo is bijvoorbeeld de aanspreektitel bij de lofdichten wat hoogdravender geworden. Het voorwoord van Bogaert is gewijzigd en voor deze druk aangepast. Zo schrijft hij:

" [...] en heeft men na verloop van weinig jaren vernomen, met welke opene armen het ontfangen wierd; overmits de genoemde Weduwe het weder ter drukpersse heeft moeten vervaardigen, om de gretigheid dier Beminnaars te voldoen; in welken druk de misslagen, in den eersten door eene te groote haastigheid over 't hooft gezien, naukeurig verbetert zyn. Vaar wel."