In de Volkskrant van 27 oktober stond een artikel over de startprocedure bij schaatsen. Onderzoek had uitgewezen dat het tienden van seconden in de finishtijd kon uitmaken of een starter de startprocedure snel, dan wel traag doorliep. Er werd dan ook voorgesteld deze procedure te automatiseren.
Wat in dit artikel niet helemaal uit de verf kwam, is dat het waarschijnlijk niet zo zeer de snelheid of de traagheid van de starter is, maar de voorspelbaarheid waarmee de procedure doorlopen wordt, die een start snel of traag maakt. Als dit in een vast ritme gaat, wordt deze beter voorspelbaar en kan men beter anticiperen op de start. Daarna kan de schaatser vloeiend door in de bewegingen die bij hem door het vele trainen een automatisme zijn geworden.
Het omgekeerde werkt ook. Juist wanneer een ritme of automatisme doorbroken wordt door een leegte te laten vallen, ontstaat er een enorme ruimte voor iets nieuws. Onlangs las ik daar een mooi voorbeeld van in een boekje over de joodse filosoof/theoloog Martin Buber. Buber kreeg een telkens terugkerende droom waarin er werd geroepen en geantwoord. (1) Juist toen op een gegeven moment het antwoord even uitbleef, was dit een hele diepe bijna mystieke ervaring.
Een soortgelijk voorval, maar dan meer in de openbaarheid, is een optreden van John Cage dat ik me nog goed herinner. Ik was er niet zelf bij, maar zag heel toevallig een televisieregistratie van de uitvoering van zijn compositie 4′33″. Hij zat achter de piano op de hoek van een drukke straat en er had zich een kleine menigte om hem heen verzameld. Op een gegeven moment deed hij de klep van de piano open en zat vervolgens enige tijd, de bedoeling is vier minuten en drieëndertig seconden, zeer aandachtig te luisteren naar het straatrumoer. Daarna deed hij de piano weer dicht.
Wat mij van dit 'concert' bijstaat, zijn de gezichten in het publiek. Hoe op een gegeven moment de verwachting omslaat in verwarring en dan in iets anders, waar ik niet direct een woord voor heb. Wanneer de piano dichtgaat zie je zowel bij Cage als bij het publiek een besmuikt glimlachje. Net of ze iets onoorbaars met elkaar gedaan hebben, wat ze zichzelf vergeven, maar verder niemand hoeft te weten.
Volgens mij bestaat deze bijzondere ervaring uitsluitend bij de verwachting dat er gespeeld gaat worden als de piano open gaat. Iemand die geen idee heeft wat er te gebeuren staat, heeft niet de diepe ervaring die het publiek op de straathoek had. Iemand die voorkennis over de compositie heeft evenmin.
Vroeger hoorde je sportverslaggevers regelmatig vragen stellen als: “Wat ging er door je heen toen je over de finish kwam?” Hoewel het antwoord waarschijnlijk even nietszeggend zal zijn, is het veel interessanter te vragen: “Wat ging er door je heen toen het startschot even uitbleef?”
1) Bart Voorsluis: Leren met Martin Buber. Zoetermeer: Meinema, 2007. P. 37.