GELEERDE NEERLANDICI 2

Alles wordt ouder. Daarom krijgen tegenwoordig zelfs negentiende-eeuwse teksten al commentaar. Dit is ook het geval bij de in 1980 in de Prisma Klassieken uitgekomen Woutertje Pieterse, van Multatuli. Een weergaloos verhaal, dat in 1862 begonnen werd, en dat speelt in het begin van de negentiende eeuw. De tekstbezorger is Eep Francken. Nu heeft een tekst van Multatuli natuurlijk niet de moeilijkheidsgraad van, zeg Hooft (die dan ook door onze nationale renaissancisten voornamelijk niet wordt uitgegeven). Het moet Eep dan ook gemakkelijk gevallen zijn om in grote hoeveelheden nootteksten te fabriceren van het type "Kapel. Vlinder" (noot 402), of: "Anker. Inhoudsmaat voor wijn en vis. Een anker wijn is 38.8 liter of 44, soms 45 flessen" (noot 460). Prachtig hoor, en een kniesoor die er op let dat de tekst niets met vis van doen heeft.

Nu laten we even al die honderden gevallen met rust waarin de tekst een probleem aanbiedt dat de lezer van nu misschien niet eens opvalt, en waarbij Eep zelf ook geen commentaar levert - vermoedelijk omdat hijzelf óók niets ziet. Wat daarentegen wél in het oog loopt is, dat onze modern-letterkundige bij elk ter sprake komend historisch fenomeen van vóór 1850 teksten aanlevert die het vermoeden wekken dat hij voor het eerst van het woord of het begrip gehoord heeft. Een bepaalde uitspraak in 1793 wordt volgens Eep gedaan door "Napoleon I Bonaparte" (noot 207). Diens moeder zou zeer van dat "Napoleon I" opgekeken hebben. De Ossian wordt genoteerd als denkbeeldige Schotse bard uit de derde eeuw (noot 358), in plaats dat verwezen wordt naar het in 18e en 19e eeuw populaire werk, de zangen van Ossian (een fake door MacPherson). Zo wordt "Staats" bij: Staatse dienst, zonder meer in verband gebracht met de 80-jarige oorlog (noot 222). Naarmate het ouder wordt, krijgt Eep het moeilijker. Eeuwenlang is in de Engelse literatuur de "Temple(bar)" befaamd, als immens Londens gebouwencomplex voor rechtspraak, studie van het recht, verblijfplaats van juristen. Bij Multatuli wordt het complex genoemd in een reeks merkwaardige stedelijke fenomena, bijvoorbeeld ook de Cour des miracles en de Chinese kamp. Geen woord over dit laatste bij Eep, wel over de Templebar: dat is (noot 4) "tot eind 19e eeuw een poort die de oostelijke grens van het oude Londen aangaf". Die oostgrens interesseert niemand, Eep, en Multatuli óók zeker niet. Maar laten we het nog dieper in de tijd kijken. De Romeinen zijn maar vreemd volk voor Eep (heel rare vertalingen uit het Latijn b.v. in de noten 376, 422, 447) en duidelijk inwisselbaar voor elk ander volk beneden de Alpen. Een voorbeeld. Noot 313: "Gaius en Tiberius Sempronius Gracchus (ca 150 v. Chr.), Griekse volksleiders". Grieks? Tja, op die manier kan je Julius Caesar wel een Egyptenaar noemen. De algemene eruditie van Eep heeft, vermoed ik, geen epische omvang. Van Grieken en Grieks gesproken: Multatuli gebruikt éénmaal Griekse letters. Op p. 275 staat (ik geef nu de Nederlandse letters): ipo Thèzm. Eep zegt daarop in de voetnoot: "ipo Thèkè Bedoeld wordt: hupo-Thèkè: onderpand, hypotheek". Jaja. Een hypothese. Ik denk heimelijk: Eep kan geen Grieks lezen; en ik vraag me daarom nu af of in de originele tekst zelfs maar 'ipo Thèzm' gestaan kan hebben.

Eep is vaak te lui om bij die rare figuren uit die oude Oudheid uit te zoeken waarom Multatuli hen noemde. Daarvan wordt bijvoorbeeld slachtoffer de lieve Griekse, Atalante. Bij Multatuli is, op p. 423, sprake van een soort wedloop tussen Woutertje en Kaatje. De laatste wordt daar "Atalante" genoemd. Natuurlijk, want Atalante was een geweldige sprintster. Daar zijn toneelstukken over gemaakt, en wat al niet. Eep: "Arcadische jageres die samen met Meleager, een der Argonauten, het Caledonysche zwijn doodde" (noot 350). Woord voor woord zinloze informatie. Dit type pseudo-commentaar komt veel voor. Een ander voorbeeld van over de grens. Bij Multatuli is er in een leuke, lawaaiige huiskamerscène sprake van een "Samojeeds huishouden" (p. 209). Eep: "Samojeden. Volksstam aan de kusten van de Noordelijke IJszee" noot 123). Zéér verduidelijkend. Nooit iets gelezen, Eep, om welke gewoonten eeuwenlang Samojeden en Lappen bij ons bekend staan? Ik verklap het deze keer niet: zoek zelf maar eens. Je hoeft er niet zo ver voor te reizen als jouw incroyables, fatjes, die volgens jou in Parijs wonen tussen 1795 en 1799 (noot 163). In Multatuli's tekst kopen zij in Amsterdam modeplaten, om te weten hoe zij zich moesten kleden (p. 270). Die types hadden we hier dus ook. Maar bij jou komen Parijzenaars dus helemaal per postkoets of zo naar Amsterdam: een heel gesjouw voor die stofjes! Ze hadden vast in die seminaristenklas gezeten, die les kreeg over "de substantia archangelorum" (d.i. over het wezen, of de aard, der aartsengelen), wat volgens jou betekent: "Over de stoffelijkheid van de aartsengelen" (noot 219). Dat is een geheel nieuw gezichtspunt, Eep, voor de christenheid uit alle eeuwen: dat engelen stoffelijk zijn. Dat wordt dringen in het heelal; al verklaart het wel het gat in de ozonlaag.

In alle ernst: léés jij nooit iets, Eep? Ben je nooit iets tegengekomen, bijvoorbeeld, over een chassinet? Dat is een soort raamwerk waaraan lichtjes en kaarsen, samen een voorstelling vormend, bevestigd kunnen worden. Dat zetten de mensen eeuwenlang bij feestelijke gelegenheden achter hun ruiten, wanneer het donker was geworden. Dit soort illuminatie wordt bij Multatuli gespeld: "sassenet" en bij jou wordt het: "Sassenet/chansonette Liedje" (noot 231).

Genoeg voor vandaag. Zeg Eep, doe es een avondcursus Grieks en Latijn; je zit toch al op de universiteit, dus het is vlakbij. Bestel meteen ook maar alle modulen geschiedenis van de Open Universiteit. En voorlopig alleen maar dingen uitgeven van na de Tweede Wereldoorlog, hè?

(Deken Daalberg)

***

Reactie van Eep Francken:

Ik meende even dat Deken Daalberg mij in "Geleerde neerlandici" de eer bewijst van een kritische behandeling van mijn werk. Maar hij stelt me zwaar teleur. Hij boort de tekstverzorging van een Woutertje Pieterse-uitgave de grond in en stelt het voor alsof ik de tekstverzorger zou zijn. In feite is van mij alleen een opstel in die uitgaaf opgenomen. Met de tekstverzorging, annotatie enz had ik geen bemoeienis. Alle vermaningen aan mijn adres zijn dus helemaal verkeerd geadresseerd. Hoe kan die Deken zo dom zijn? Kan iedereen tegenwoordig maar Deken worden? En dan nog mekkeren dat het niet goed gaat met de Kerk.