BOEKBESPREKING: A.J. Hanou. Revolutie in woorden.
A.J. Hanou. Revolutie in woorden. Amsterdam, Em. Querido's uitgeverij, 1989. 132 bldz., ¦ 11,-
OPENBARE VERKOOP WEGENS FAILLISSEMENT: Fraai kantoorpand aan de Nic. Witsenkade 30, thans in gebruik als landelijk bureau van een politieke partij. Met vele kantoorruimten en een groot aantal lege bovenkamers. Het geheel staat onder monumentenzorg en is rondom voorzien van schuivende panelen. Uitstekend geïsoleerd tegen invloeden van buitenaf. Keuken voorzien van speciale oven (merk Van der Louw) voor de bereiding van gebakken lucht met peper. Wijnkelder met grote voorraad oude wijn in nieuwe zakken en ong. 1000 Exotaflessen Château Van Dam 1972. De verdere inventaris zal afzonderlijk worden geveild, inclusief de bibliotheek. Deze behelst een fraaie collectie egodocumenten, waaronder J. den Uyl, Mijn leven als bitterbal (zeer zeldzaam), W. Kok, Het roer kan nog zesmaal om (in rundleer gebonden) en E, van Thijn, De tranen van een Amsterdammertje (licht beschadigd). Tevens een importante verzameling speelgoed, waaronder een maquette van een voetbalstadion op het Museumplein, alsmede een zeer natuurgetrouw model van een defecte sneltram. Verder een opgezette papegaai van de thans beschermde soort Ara Ettyca, een wijkagent en een conrectrix op sterk water, en vele andere curiosa. Inlichtingen bij makelaardij Slis & Olivier B.V. (Vragen naar Juffrouw Hedy), tel. 020-5512155.
In de periode 1780-1800, de hoogtijdagen van de strijd tussen Patriotten en Prinsgezinden, verschenen er dikwijls pseudo-advertenties van dit type. Er bestonden in deze bewogen jaren van burgeroorlog en buitenlandse interventie tientallen satirische, literair-politieke tijdschriften met namen als Janus, De politieke snapster of De politieke praatvaar. Hele "families" van die tijdschriften waren er zelfs. Politieke praatvaars werden afgewisseld door praatmoers en de Janus werd opgevolgd door o.a. Janus verrezen, De Janus Janus-zoon, Den ouden echten Janus en De heer Janus Januszoon.
Voor de literatuurhistoricus zijn deze tijdschriften een ware goudmijn. De auteurs, die soms wel, maar lang niet altijd behoorden tot de literaire underground, trokken namelijk alles uit de kast wat ze aan genres en stijlmiddelen in huis hadden. Dat was heel wat. Essays, gedichten, pseudo-scheepsberichten en -beursberichten ("De handel in Prinselijke Effecten was vandaag flauwtjes"), advertenties voor geneesmiddelen zoals "Het Opiatum Aristocraticum, het welk nooit bederft, en welks aangenaam gebruik, in korten tijd, de allerreinste Tanden beenzwart maakt", en ga zo maar door. Niet altijd even verheven en hoog-literair, maar daardoor des te leuker om te lezen. Aardig zijn bijvoorbeeld sommige "opsporingsberichten". Zo publiceert de Janus op een gegeven moment een verzoek om inlichtingen over de woon- of verblijfplaats van een gestoorde jongeman die in verwarde toestand het krankzinnigengesticht had verlaten. De tijdgenoten herkenden in het signalement ("geneverachtig uitzicht", "Linnengoed gemerkt W.v.O.") onmiddellijk prins Willem van Oranje.
Revolutie in woorden, een deeltje uit de Griffioen-reeks van Querido, bevat een selectie van zulke satirische, literair-politieke geschriften uit de patriottentijd. Zoals alle teksten in de reeks zijn ook deze door de samensteller van het boekje "vertaald" in modern Nederlands en van toelichtingen voorzien. Doordat het verscheen tijdens het revolutie-herdenkingsjaar 1989 is het een beetje ondergesneeuwd geraakt door andere publikaties. Dat is jammer, want het biedt een levendige kennismaking met dit soort vrijwel onbekende literatuur. Bovendien heeft de samensteller, de neerlandicus A.J. Hanou, inmiddels enkele artikelen over hetzelfde onderwerp gepubliceerd (in Spektator 1990, nr. 1 en Literatuur 1990, nr. 3). Daaruit valt af te lezen dat het boekje bedoeld is als een van de handgranaten waarmee hij probeert zowel literatuurhistorici als sommige politiek- en cultuurhistorische onderzoekers uit hun loopgraven te blazen.
Allereerst vormen de bijdragen van Hanou natuurlijk een doorlopend pleidooi om meer serieuze aandacht te schenken aan dit soort teksten, dat meestal buiten de "officiële" aandacht van de wetenschap gebleven is: door het actuele karakter zijn ze vaak lastig te begrijpen voor wie niet alle achtergronden kent, en bovendien vonden literatuurhistorici ze meestal te politiek, terwijl politieke historici ze te literair vinden. Zo blijft een belangrijke informatiebron buiten beschouwing.
Naast dit pleidooi voor meer aandacht zet Hanou ook een lijn voort die al in zijn dissertatie over Johannes Kinker als genootschapslid te vinden was. Kinkers activiteiten in verschillende genootschappen en de bijdragen van Kinker en anderen aan allerlei Janus-tijdschriften worden door Hanou beschouwd als evenzovele aanwijzingen dat het gangbare beeld van de Verlichting in Nederland niet juist is. Historici wekken soms de indruk dat de Verlichting in Nederland een geheel door de christelijke religie ingekapselde beweging is geweest, waarbinnen de eigenlijke Verlichtingsidealen in een gezapige, verwaterde vorm voortleefden en waarin bijvoorbeeld de invloed van Kant zeer beperkt bleef. Met name is Hanou gebrand op de historicus W.W. Mijnhardt, die volgens hem recentelijk weer ten onrechte is komen aandragen met het cliché van een uitsluitend "christelijke" Verlichting in Nederland. Hij stelt hiertegenover dat er tussen 1780 en 1800 in ons land ook een krachtige en zeer actieve "Kantiaanse Verlichting" opkwam, los van de christelijke religie en gericht op wereldse idealen van tolerantie, emancipatie en wereldburgerschap.
Voor zover ik weet, heeft Mijnhardt (auteur van een veelgeprezen dissertatie en diverse andere publikaties over het 18e-eeuwse genootschapswezen in Nederland) nog niet gereageerd op de provocaties van Hanou, die hem onveranderlijk voorstelt als een belegen oliekoek die er niets van begrepen heeft. Misschien kan Mijnhardt eens een "opsporingsbericht" plaatsen.