GELEERDE NEERLANDICI 10

Hooggeleerde is vijftig jaar. Misschien wel zestig. Hij heeft het druk. Niet zoveel drukker dan de meeste universitaire (hoofd)docenten; soms zelfs minder. Maar toch.

Probleem is dat, ondanks zijn tijdgebrek, juist hij de indruk moet maken een slagvaardig bestuurder te zijn, en vooral: een eminent onderzoeker.

Dat laatste is vaak lastig, want Hooggeleerde heeft het eigenlijk wel gezien. Hij is alle gezeur van studenten, vakgroep, onderzoeksinstituut, faculteit, visitatiecommissie, universiteit en regering meer dan zat. Erger is: hij heeft het laatste decennium niet de noodzaak gevoeld ergens onderzoek naar te doen. Weinig interesseert hem meer. Ooit heeft hij ervoor gezorgd dat zijn dissertatie uitkwam op een welgekozen tijdstip: op dat moment waarop het zijn carrière 't meest bevorderde. Het had een zwaar methodologisch accent. Dat immers verschafte aanzien, en 't kostte betrekkelijk weinig tijd. Hooggeleerde doet nu eenmaal zelden onderzoek omdat iets hem intrigeert of boeit. Dergelijk onderzoek, zo bleek hem alras, kost veel tijd en 't is moeilijk te plannen. Zulk soort speurwerk heeft naar zijn gevoel haast iets onwetenschappelijks.

In de volgende decennia exploreert Hooggeleerde de restjes van zijn oorspronkelijke thema. Ging dat, bijvoorbeeld, over de wijze waarop bij de Friese rederijkers van de twintigste eeuw het begrip 'modern' fungeerde in hun versexpliciete poëtica's, dan schrijft hij nu, naar gelang de mode van het decennium, over de volksgebonden thema's van de kamer van Bolsward, over het postmodernistisch geluid in de verzen van de kamer van Dokkum, over de sociabiliteit van de kamer van Stavoren. Zelden verneemt men wat die kamers deden; 't gaat altijd over 'structuren' of meta-problemen.

Maar aan alles komt een eind. Hooggeleerde wist niet meer hoe zijn kamers opnieuw te behangen.

Verrassing! De laatste tien jaar verschijnt er boek na boek van Hooggeleerde. Althans, het UB-scherm met zijn naam wordt steeds langer. Is Hooggeleerde aan een tweede creatief leven begonnen?

Dat nu is maar de vraag. Zeker heeft Hooggeleerde een manier verzonnen om aan te tonen dat de vlag boven zijn wetenschappelijk fort blijft wapperen. Inspectie van de werken waar zijn naam op de titelpagina prijkt, laat zien dat het verzamelwerken betreft.

Verzamelwerken?

Jazeker. In allerlei soorten.

Zo kennen wij de congresbundel of symposiumbundel. Dat symposium heeft Hooggeleerde georganiseerd met subsidiegelden van het (onderzoeks)instituut dat hijzelve beheert. Of de centjes zijn afkomstig van een andere instantie waar een hem welbekende collega-hooggeleerde die in eenzelfde positie verkeert, de geldkraan beheert. Er is dus ook geld voor de symposiumbundel. Hooggeleerde schrijft twee inleidende pagina's over het belang van het thema. En twee pagina's aan het eind over het belang van het gezegde. En hij verzamelt. De eigenlijke bundel bestaat uit bijdragen van promovendi, aio's, docentuur. Hun is vriendelijk maar dringend gevraagd het hun tamelijk koud latend onderwerp te behandelen.

We vinden ook allerlei huldebundels. In deze tijd van bezuinigingen blijven er voornamelijk oudjes over, die al of niet onder druk gezet de universitaire landouwen inwisselen voor de geneugten van het buitenleven. Hooggeleerde verzamelt. Nu ja, vaak wordt het administratieve werk gedaan door een daartoe aangezochte aio of oio. Maar die hoeft slechts bedankt te worden in het Ten Geleide. Hooggeleerde heeft ook reeds eenmaal een bundel verzameld bij gelegenheid van het 25-jarig in dienst zijn van een collega.

Een meesterzet op het gebied van de verzamelkunde heeft Hooggeleerde gedaan toen hij en enkele - in den lande nauwelijks bekende - geestverwante verzamelaars het Rijk ervan overtuigden dat er werken van elk zo'n duizend pagina's moesten komen. Populair geschreven werken voor de brede massa van de burgerij: over de Nederlandse Letterkunde vanaf het Begin; over het Nederlandse Drama tot Nu toe; en straks over de Friese Kamers in de Loop der Eeuwen. Hier heeft hij honderd of honderdvijftig vakgenoten voor aan het werk gezet (waarvan de helft niet kan schrijven, zodat de burger reeds bij het tweede artikel, over Hendrik van Veldeke, zuchtend het dikke werk ternederlegt op zijn koffietafel). Een meesterzet op het gebied van de verzamelkunde, inderdaad! Want slechts één van de Hooggeleerden hoeft een woordje vooraf te schrijven, en op de titelpagina pronken niet de namen van de schrijvers zelf die 's nachts in hun eigen tijd hun bijdragen voor het koffietafelboek concipieerden en uitwerkten.

Er zijn nog andere verzameltrucs. Een lucratief idee van Hooggeleerde is geweest het verleiden van de gemeente Leeuwarden tot het subsidiëren van een boek over literatuur door de eeuwen heen, te Ljouwert natuurlijk. Een boek geschreven door allerlei specialisten die om allerlei redenen een verzoek om een bijdrage te leveren niet kunnen weigeren. Misschien zit er ditmaal wel een artikeltje bij van Hooggeleerde zelve; maar zéker staat hij op de voorpagina. Want onder zijn auspiciën is het boek verzameld.

Ook komt het voor...

Maar waartoe alle verzamelstreken te verzamelen? Er zou nog zo veel genoemd kunnen worden, waarin of waarop de naam van Hooggeleerde verschijnt zonder noemenswaardige tegenprestatie van zijn kant.

Laat de verzamelaar met rust! Anders dreigt het gevaar dat hij u om een bijdrage verzoekt.

Mocht dat toch gebeuren, neem dan wraak. Vraag hem wat er waar is van het gerucht dat afscheid nemende Hooggeleerden verplicht zullen worden een exaugurele redevoering te houden.

DEKEN DAALBERG