Na een jaar lang minder trainen had ik het plan opgevat weer eens naar een marathon toe te werken. Negentien oktober moest het in Amsterdam gaan gebeuren. Ik kon de zomer met z'n lange avonden dan gebruiken om eens goed bij te trainen.
Twee weken van de zomer brachten wij door op het vakantiepark ValJoly in Noord-Frankrijk. De omgeving en ook het terrein zelf was veel heuvelachtiger dan ik had verwacht. Ons huisje lag zo'n 35 meter boven een stuwmeer. De kortste weg naar beneden, en dus ook naar boven, was een trap met een lengte van 110 meter en 109 treden. In deze omgeving kwam er natuurlijk niet veel van lange duurlopen. Van traplopen wel. Bij de allereerste poging koste het mij één minuut en tien seconden om boven te komen. Tijdens de traploopkampioenschappen die ik de laatste dag van ons verblijf hield met mijn oudste zoon Roemer en dochter Angeniet liep ik het zelfde traject in slechts 47 seconden. Dat was net genoeg voor een derde plaats. Angeniet deed er namelijk 43 seconden over en Roemer vloog in 33 seconden naar de top.
Thuis op de weegschaal bleek dat mijn relatief bescheiden prestatie niet alleen aan een groot leeftijdsverschil te wijten was, maar ook aan flink wat overgewicht. Ten opzichte van een jaar geleden was ik zes kilo aangekomen! Dat was schrikken. Niet alleen voor mij, maar ook voor mijn weegschaal. Normaal gesproken "herkent" die weegschaal me aan mijn gewicht en mijn vetpercentage. Nu was hij helemaal de kluts kwijt. Ik moest mij opnieuw aan hem voorstellen door al mijn gegevens opnieuw in te voeren.
Nu had ik mij dus al voorgenomen meer te trainen voor die marathon. Bovendien had ik me, enthousiast geworden door het vele zwemmen tijdens mijn vakantie, opgegeven voor twee triathlons. Hiervoor zou ik extra trainen in fietsen en zwemmen. Maar om die zes kilo eraf te krijgen, moest ik toch ook op dieet: Tot negentien oktober wordt er niet gesnackt en geen alcohol gedronken. De verfijnde culinaire combinatie van bier en chips is even taboe.
Dat werd dus bijna dagelijks trainen en soms zelfs twee keer op één dag. Zo kon ik op woensdag twintig augustus, thuisgekomen van mijn werk, nog net een kopje linzensoep eten voordat ik op de fiets naar de looptraining bij Pijnenburg snelde. Daar moest ik na de training een beetje voort maken om op tijd bij de zwemtraining met De Schieter te zijn. Om kwart voor elf was ik weer thuis. Moe, maar tevreden. Even het vocht tekort aanvullen en naar bed.
Donderdag merkte ik pas goed hoe vermoeid ik was. Toen ik op mijn werk in Amsterdam van het ene naar het andere gebouw liep, voelde ik mij helemaal licht en draaierig worden. Ik besloot maar naar huis te gaan, in plaats van naar dat andere gebouw.
Bij inspectie op de weegschaal bleek hoe fenomenaal mijn programma had gewerkt. In twee weken tijd had ik vier en een halve kilo verloren. Het slechte nieuws was dat dit gewichtverlies volgens mijn weegschaal voor twee kilo ten koste was gegaan van mijn spiermassa en slechts voor vijfhonderd gram ten koste van mijn speklaag. Typisch een geval van overtraind en ondervoed. Kennelijk moet je niet zo maar topsportertje gaan spelen op je vijftigste.
De zaterdag daarop sprak ik trainingsgenoot en huisarts Erik O. (niet te verwarren met de gelijknamige marinier) bij het huttenbouwdorp waar onze kinderen vakantie vierden. Ik vertelde hem van mijn uitputting en hij bevestigde dat ik toch maar wat rustiger aan moest doen. Zelf had hij juist minder getraind in de vakantie.
Inmiddels zul je wel denken: "Verbazend interessant allemaal, maar wat heeft dit met de Gildeloop te maken?" Even geduld. Ik probeer alles aan elkaar te breien.
Die Gildeloop stond namelijk gepland op zevenentwintig augustus, dus de woensdag nadat ik Erik sprak. De Gildeloop heeft voor mij iets bijzonders. Vier jaar geleden besloot ik mee te doen met deze hardloopwedstrijd die jaarlijks bij ons thuis op het Kerkpad langskomt. Dat was het begin van mijn hardloopcarrière.
Dit jaar zouden we het parcours bij ons voor de deur aankleden met slingers en tijdens de wedstrijd harde muziek draaien via de megaversterker van mijn zoons keyboard. Een groot deel van de middag zijn Roemer en ik bezig geweest met het uitzoeken van goede hardloopnummers. Ze varieerden van "The walk of life" van The Dire Straits tot "Pappie loop toch niet zo snel" van Herman van Keeken. Via een microfoon aangesloten op dezelfde versterker konden de lopers luid doch comfortabel aangemoedigd worden.
Ja, ja, het komt..
Bij de start trof ik natuurlijk bekenden van Pijnenburg: Harry, Christiaan, Dirk, Frans W., André, Nel, Anita en Erik. We stonden dicht bij elkaar op de derde rang in het startvak. Iedereen dekte zijn resultaten in door te vertellen dat er in de vakantie wat minder van trainen was gekomen. Zelf was ik vastbesloten ergens tussen de zevenenveertig (mijn parcoursrecord) en vijftig minuten (mijn blamagegrens) te lopen.
Het was aanvankelijk best lastig om tempo te maken. Het parcours voor ons was druk met enthousiaste zij het niet zo snelle lopers. "Zo ben ik ook begonnen," dacht ik als aankomend aspirant semi-gevorderde loper. Harry liep gelijk met mij op. We konden zelfs een praatje maken. We meanderden door het peloton. Na de bocht naar de Eemweg moest ik hem toch laten gaan. Daar voor liep ook Erik langzaam op mij uit.
Al op de Lange Brinkweg kon ik de muziek van thuis horen en bij de eerste doorkomst op het Kerkpad stelde ik tevreden vast dat onze tuin vol stond met supporterende familie en buren. De buurjongen had zich de microfoon toegeëigend een moedigde, soms gesouffleerd door mijn echtgenote, de lopers bij hun naam aan.
Gelukkig maar, want de speaker die bij de finish stond sloeg mij consequent over. Erik werd wel genoemd. Daarbij werd als opmerkelijk detail gemeld dat Erik oranje mouwen had. Op zich was het wel goed nieuws dat ik dat kon horen. Ik zat dus niet ver achter hem. Normaal is Erik een stuk sneller dan ik. Het is een vurige wens van mij om hem ooit nog eens voorbij te lopen.
De tweede ronde was het een stuk rustiger op het parcours. Ik zat in een groepje van een man/vrouw of zeven dat het tempo goed vast hield. We werden maar een enkele keer ingehaald. Harry was in geen velden of wegen meer te bekennen, maar de oranje mouwtjes van Erik waren nog in zicht.
Op de Lange Brinkweg hoorde ik dat er bij ons in de tuin een nummer van Jackson Browne en Clarence Clemons afgespeeld werd. Ik wist ongeveer waar dit nummer in de playlist stond en moest concluderen dat ik heel langzaam liep, of dat mijn jongste zoon het niet eens was met de muziekkeuze van Roemer en mij. Dat laatste bleek gelukkig het geval. Hij had nummers overgeslagen die hem niet bevielen.
Bij de tweede doorkomst was het net of ik Erik een stukje had ingelopen. Ik rook een kans, want ik ging best lekker. Op de Hooiweg kroop ik dichterbij. Niets forceren, want het was nog drie kilometer te gaan. Op de Eemweg kreeg Erik een dip. Zijn voorsprong slonk zienderogen. Op het vieze klimmetje in de Korte Middelwijkstraat liep ik verder op hem in.
Daarna het Kerkpad op. Daar draaide inmiddels Franky Lane's cowboynummer "Rawhide" dat ik had uitgezocht om de laatste lopers voor de bezemfiets uit over het parcours te drijven. Die zoon van mij had minstens vijf nummers overgeslagen.
De buurjongen riep door de microfoon "Hup Erik" en kort daarna "Hup Jan". En daar ging het mis.
Erik was nu gewaarschuwd dat ik vlak achter hem zat en begon aan een lange eindsprint. Dat is helaas niet mijn sterkste punt. Hij liep weer op mij uit en ik zag de hoop mijn droom te realiseren vervliegen.
Erik finishte in 47:48, ik in 48:07.
Nu was het voor mij wel een troost dat Erik zo misselijk was dat hij het water dat hem bij de finish werd aangereikt moest afslaan. Ik liep naar hem toe. "Zwaar?" "Ja, echt wat te weinig getraind", bracht hij met moeite uit. Maar hij dacht natuurlijk: "Vuile simulant, met je uitgeput en overtraind."
Volgend jaar zorg ik weer voor muziek bij de Gildeloop, maar de microfoon laat ik achterwege.