Het is al weer twee maanden geleden dat ik La Superba las. Ik had het boek als vakantielectuur meegenomen. Het idee dat het typisch een boek voor op de camping zou zijn, bleek een misvatting. De paperback, met maar liefst de 15de druk van dit boek, had wel mooie duidelijk letters die ook bij slecht licht comfortabel te lezen zijn en het verhaal speelt zich af in Genua, maar de grimmige voorplaat had mij toch moeten waarschuwen dat het geen vrolijk, zonnig boek zou zijn. Het blijkt een bizar, complex, onsmakelijk en geestig boek.
Misschien komt het daardoor dat ik niet direct iets over dit boek kon schrijven. Dat ik eerst wat meer afstand moest nemen. Een andere reden zou kunnen zijn dat er al zo veel verstandige dingen over dit prijswinnende boek gezegd zijn en ik niet wist wat ik daar nog aan toe moest voegen. Gelukkig heb ik die verstandige dingen pas achteraf gelezen, want het is natuurlijk veel leuker zelf die symmetrie in compositie en personages te vinden en te ontdekken hoe motieven als spiegelen, verdwalen en ambivalentie in sekse en thema’s zoals emigratie, wraak, identiteit, en fantasie versus werkelijkheid, in het boek verweven zijn. Alle denkbeelden en emoties komen sterker over na het puzzelen, zoals smaken beter uitkomen met een beetje peper en zout.
Een vraag die ik echter nergens gesteld heb gezien is: waarom is dit een roman?
En het is niet zo maar een roman. Het is heel nadrukkelijk een roman. Het staat met grote letters op titelpagina en voorplaat en de kritieken die ik gelezen heb, benoemen het boek vaak in in de eerste zin als zodanig. In het boek zelf echter herhaalt de ik-figuur, een Nederlandse schrijver met de naam Ilja Leonard Pfeijfer, die we natuurlijk niet mogen verwarren met de Nederlandse schrijver Ilja Leonard Pfeijfer, maar wat we natuurlijk toch doen, tientallen keren dat zijn ‘notities’, die samen het grootste deel van het boek uitmaken, omgewerkt zullen moeten worden tot een roman. Maar ook dat dit niet gaat lukken. Volgens de ik-figuur komt de noodzaak tot die aanpassingen uit de ongeloofwaardigheid van zijn notities. Maar dat is niet hetgeen mij doet aarzelen dit boek een roman te noemen. Mijn bedenking zit hem in het gebrek aan eenheid. De macrostructuur is mij duidelijk, de microstructuur is mij duidelijk, maar soms is het mij niet duidelijk hoe de invulling daarvan samenhangt. Is het boek eigenlijk niet te vol van thematiek?
In een roman verwacht ik dat er minimaal één thema van het begin tot het einde continu doorloopt en structuur geeft aan het verhaal. In La Superba hangt alles samen met iets anders, maar niet noodzakelijkerwijs met elkaar. De continuïteit kan ik niet altijd ontdekken. Het is net of de oriëntatie van het weefsel per episode verandert. De schering wordt inslag en de inslag wordt schering. Misschien is het beeld van een weefsel wel helemaal niet goed en moeten we eerder spreken van kant. Er lopen altijd draden door, maar het is niet telkens dezelfde. En bij kant horen de gaatjes er ook bij. Er is echter een belangrijk voordeel dit boek toch een roman te noemen. Je gaat nadrukkelijker op zoek naar verbanden en vindt er meer dan je anders gedaan had.
Zou het boek er beter op geworden zijn als de schrijver Ilja Leonard Pfeijfer, niet te verwarren met de ik-figuur Ilja Leonard Pfeijfer, er zijn zinnen op had gezet om van dit overdadige boek een echte roman te maken? Waarschijnlijk niet. Ik zou niet weten waarom een roman per definitie beter zou zijn dan een ander genre. Dit is een heel eigen boek. Een uitbundig boek. Een roman van een dichter. Dat het af en toe onsmakelijk is, is daar onderdeel van. Nu ik het boek gelezen heb, en een foto van de auteur naakt poserende op op een bank heb gezien, is dit voor mij ook een onderdeel van Ilja Leonard Pfeijfer zelf. Wat dat betreft ontlopen schrijver en ik-figuur elkaar niet veel. Je moet maar durven.